Wat een viool niet kan doen
Het loopt al tegen het eind van de ochtend, als Larissa een grote doos naar de kring sleept. Het blijkt een kist, waar iets in zit. Een viool.
Kinderen hebben supersensoren, die feilloos aanvoelen wanneer er iets in de lucht hangt. Er iets komen gaat, of juist geweest is. Zo ook deze woensdag. Al is de lucht vrij van iedere wolk, blauw schoon geblazen. Je kunt er donder op zeggen, dat het gisteravond heeft gestormd. Bewijs vormen de takken op de grond en de aarde, rommelig naast de perkjes. We worden massaal gemagnetiseerd, vanaf de eerste klanken die van de snaren af komen. Muziek kan iets vertellen waar woorden nooit bij kunnen. En je hoeft bij muziek niet terug te praten, het praat naar jou en jij mag inademen en weer uit. De storm, die eerst nog als een wolk in de ruimte hing, kinderen die zin hadden iets op de grond te smijten en wij volwassenen die wat zaten weg te zuchten, die storm die is voorbij. Gezichtjes worden glad, moeders voelen zich zwaar worden op het kussen. Het moment deed me denken aan iets dat mijn lievelingsschrijfster, Pinkola Estes, ooit schreef. Zij noemt het essentieel om, hoe druk en chaotisch de wereld om ons heen ook is, een plek te creëren, waar we altijd naartoe kunnen om op te laden. Begrijp me niet verkeerd. Ik doel niet op een groen eiland in een azuurblauwe zee. Zij noemt het een ‘opgevouwen bos’.
Larissa’s viool laat ons die plek zien, dat bos dat voor iedereen een andere definitie heeft. Een bos, een rustoord, een oplaadplek. Niet waar we meer kunnen doen, maar waar we veel meer mogen laten. En wat hebben we daar een behoefte aan, als moeders. Ook de kinderen kunnen vertoeven in hun eigen woud, op hun eigen plekkie. Niet uitgekozen, het wandelt moeiteloos naar hen toe, vanaf die eerste tonen. Ze strijken neer en sukkelen heerlijk weg. Als we teruglopen naar onze fiets, ligt de aarde nog steeds naast de perkjes. Maar we zien het niet meer. Nee. We kijken naar de tegels ernaast, het spel van het licht en onze schaduwen.